Dynamisch daglicht

Reizend door het prachtige landschap van Schotland ervaren we alle jaargetijden op 1 dag. De hoteleigenaar vertelt ons “vanavond krijgen we alle kleuren te zien” en hij heeft gelijk.
Het is betoverend om te zien en maakt deze plek en dit moment uniek om te ervaren. Morgen is het weer anders.

Daglicht waarderen we niet alleen als we buiten zijn. Gebouwen waarderen we ook als goed als we daglicht als prettig ervaren, er invloed op kunnen uitoefenen, liefst een mooi uitzicht hebben en een goed klimaat om in te werken.


Ons biologisch ritme wordt voor een belangrijk deel bepaald door daglicht. Dat heet ook wel Circadiaan ritme en is vergelijkbaar met een interne klok en met de biochemische reacties die over dag in ons lichaam plaatsvinden (anabolisme, katabolisme).
Vergelijk dat met het daglicht over de dag en de verschillen in intensiteit en kleur en je ziet dat het synchroon loopt.

Dat Circadiaans ritme is overigens pas sinds 2002 bekend en in 2017 hebben de ontdekker/wetenschappers er de Nobelprijs voor ontvangen.

Licht wordt gemeten in de eenheid “lux” afgekort lx. Stel je voor dat je het licht van een kaars (candela) op 1 meter afstand meet; dat is 1 lux. Zonlicht kan een sterkte hebben tot 130 000 lux, maar in Nederland is normaal daglicht tussen de 8.000 – 25 000 lux en op een bewolkte sombere dag is het buiten misschien 1.000 lux of minder. Werkverlichting in een ruimte is meestal ergens tussen 100 en 1.000 lux, dat is dus slechts een fractie van het licht buiten.
We gebruiken die eenheid [lux] dus om lichtniveaus te meten waar dan ook. Zo’n meting kan op een punt in een ruimte worden gedaan op 1 moment. Dat is voor ons onvoldoende om iets te kunnen zeggen over de kwaliteit van het daglicht, omdat het gemeten kan worden bij een heldere of bewolkte hemel en wellicht op een punt waar er direct daglicht in de ruimte komt. Om die reden zijn er methodes ontwikkeld die iets kunnen zeggen over de kwaliteit van daglicht in een ruimte.
Gebouwen waar geen relatie is met buiten en daglicht nauwelijks wordt ervaren kwalificeren we meestal als onprettig of ongeschikt voor een langer verblijf. Maar als de zon steeds vol in de ruimte schijnt en het er warm wordt en we verblind worden vinden we dat ook niet prettig. We zoeken dus naar de juiste hoeveelheid daglicht voor het gebruik van het gebouw.

De volgende methodes om daglicht te beoordelen zijn beschikbaar

Statische berekening

  • DF – Daglicht Factor (Trotter 1895). Een oude methode die uitgaat van de verhouding van licht buiten en licht in het interieur bij een bewolkte hemel.

Dynamische berekening

  • DA – Daylight Autonomy. Oftewel het % van de dag dat daglicht in het interieur boven een bepaalde waarde is. DA300 is bijvoorbeeld de waarde dat het daglicht boven de 300 lux is.
  • cDA – continuous Daylight Autonomy is een gewogen waarde over het jaar van DA.
  • UDI – Useful Daylight Illuminance (Mardaljevic en Nabil 2005) is een gewogen DA, waarbij niet gewenst licht (overbelicht en veel radiatie) slechter wordt gewaardeerd.
  • DSP – Daylight Saturation Percentage. Is een doorontwikkeling van UDI voor scholen met een andere wegingsfactor.
  • DPG+E – Daylight Pattern Guide + Energy; nog als beta versie en niet vastgesteld.


Ontwerpen met daglicht in gebouwen ging vroeger op basis van een daglicht factor, omdat we weinig rekenkracht hadden en met simpele formules al iets wilden zeggen over de kwaliteit en hoeveelheid licht in een gebouw. Het benaderd de werkelijkheid echter niet en leidt tot overbelichting of te warme gebouwen: denk maar aan de glazen gebouwen met een enorme koelinstallatie, en waarvan grote delen van de dag de zonwering naar beneden is, waardoor uitzicht en daglicht weg zijn en het kunstlicht binnen aangaat.

De berekening van daglicht op basis van de gemiddelde daglicht factor/ Daylight Factor (DF) is bedacht in 1895 door Trotter en begin 20e eeuw in de UK ingevoerd, omdat men vond dat daglicht een mensenrecht was. Het was bedoeld om op een eenvoudige manier daglicht te beoordelen. Als je bekijkt hoe gebouwen in de UK er toen uitzagen (zie plaatje) begrijp je ook waarom meer daglicht gewenst was. Dit was de tijd van industrialisatie en dicht opeen gebouwde woongebieden.

De grootste nadelen van DF:

  • DF is ook onafhankelijk voor de locatie van het gebouw.
  • DF houdt geen rekening met de veranderingen in illuminantie binnen door tijdelijke veranderingen van de hemelkoepel.
  • Orientatie maakt niet uit
  • Glare / hinderlijk licht wordt niet beschouwd
  • DF is moeilijk te interpreteren voor een ontwerper, omdat het niet goed de werkelijkheid benaderd. Grote interpretatieverschillenzijn mogelijk.

De voordelen van DF:

  • Makkelijk en simpel voor de gebruiker.

Onder specialisten is er een aanzienlijke weerstand om deze methode te gebruiken als basis voor de beoordeling van gebouwen en ontwerpen. De DF is namelijk een percentage en gebaseerd op de statische verhouding tussen daglicht illuminantie in een punt op een gegeven vlak en het lichtniveau buiten bij een bewolkte maar verder niet belemmerde hemelkoepel. Direct zonlicht is dus uitgesloten voor zowel het interieur als exterieur en dat is niet de werkelijke situatie. En een gevel op het Noorden presteert anders dan een Oostgevel op zonlicht. DF wordt verder berekent door 3 componenten op te tellen: de hemelkoepel SC, de externe reflectie (ERC) en de interne reflectie (IRC).

Om de werkelijkheid beter te benaderen gebruiken we tegenwoordig dynamische modellen die het daglicht over het hele jaar berekenen en ook rekening houden met de oriëntatie en de ligging van het gebouw. Dat vraagt vele berekeningen, die we met behulp van krachtige computers steeds accurater en sneller kunnen maken. Met deze informatie kunnen we goed onderbouwd besluiten nemen en dit verwerken in een gebouwontwerp. Het resultaat is een beter presterend gebouw met een prettiger klimaat en de juiste hoeveelheid daglicht voor de gebruiker. Het is bewezen dat dit een gunstig effect heeft op welbevinden en gezondheid, naast dat het ook energieverbruik verminderd.

Die methoden om daglicht dynamische te boordelen bestaan pas relatief kort. Wellicht is dit door de ontdekking van het Circadiaans ritme in 2002 ingegeven? In 2005 kwamen Nabil en Mardaljevic met de methode van Useful Daylight Illuminance (kort UDI) oftewel bruikbaar daglicht. Deze methode berekent en beoordeelt het lichtniveau over meerdere punten gedurende 365 dagen per jaar. Dit is daarbij ook gebaseerd op werkelijk op deze geografische plek gemeten waarden van direct en indirect zonlicht.

We proberen zo goed als mogelijk alle uitgangspunten objectief te beoordelen. Daarom zijn de uitgangspunten ook zo belangrijk. Te weinig daglicht is niet nuttig, want dan zetten we het kunstlicht aan, maar teveel daglicht leidt tot verblinding en het dichtdoen van de zonwering. Gelukkig zijn er steeds meer instituten die hier ook gebruik van gaan maken en richting geven aan wat goed is. “Well” geeft bijvoorbeeld aan dat er in de ochtend veel licht aanwezig moet zijn en ook de nieuwe (nog niet vastgestelde) norm NENEN 17037 gaat niet langer uit van het statische DF, maar van dynamische berekeningen. Komende jaren verwachten we dat hier meer duidelijkheid over komt en dat de normen meer eensluidend zullen worden.
Vooruitlopend hierop bepalen we samen met de gebruiker wat voor hem het beste past en zijn deze normen onze ondergrens voor kwaliteit.

Other things we like

Scroll to Top